Elk jaar brengt het Instituut voor Natuur en Bosonderzoek (INBO) de toestand van de Sigmagebieden en het ecosysteem van de Zeeschelde in kaart. Ook dit jaar verscheen een rapport over het voorgaande jaar. We vatten het hieronder voor je samen.
In 2017 werden heel wat deelprojecten van het Sigmaplan afgerond. Het gecontroleerd overstromingsgebied met gereduceerd getij Zennegat (Mechelen) trad in werking en ook in de Polders van Kruibeke veranderde heel wat. De Kruibeekse Kreek werd in verbinding gesteld met de Schelde, het gereduceerde getijdengebied van Kruibeke werd gerealiseerd en de Fasseitpolder werd ontpolderd. Deze maatregelen hadden tot gevolg dat het aandeel getijdennatuur langs de Schelde en de Dijle erop vooruit ging. En dat heeft positieve gevolgen voor het ecosysteem.
Monitoring
De monitoring van de Sigmagebieden gebeurt in het kader van MONEOS (MONitoring Effecten OntwikkelingsSchets 2010). MONEOS zorgt voor de aanlevering van basisdata voor de evaluatie van de evolutie van het systeem. Monitoring is dus het in kaart brengen van de toestand van de Zeeschelde. De monitoring van het INBO voor 2017 toont aan dat er algemeen een gunstige ontwikkeling van het bodemleven, de garnalen en het visbestand in de Zeeschelde is. De vogelaantallen gaan er echter op achteruit. Ondanks die algemene trend, betekenen de Sigmagebieden wel een opsteker voor broedvogels. De getijdengebieden van het Sigmaplan leveren bovendien een belangrijke bijdrage aan de ecosysteemdiensten van de Zeeschelde en helpen om de vooropgestelde doelstellingen voor Natura2000 leefgebieden en broedvogels te realiseren.
Boost voor broedvogels en visbestand
Naarmate meer Sigmagebieden ingericht worden, neemt hun belang toe voor broedvogels en voor het visbestand. Voor de meeste onderzochte vogelsoorten, zoals de tureluur, is er een gunstige evolutie en leveren de gebieden een aanzienlijke bijdrage tot het realiseren van de instandhoudingsdoelstelling van het gehele Schelde-estuarium. Sinds 2012 stijgt het aantal vissoorten dat jaarlijks gevangen wordt. Bepaalde vissen benoemen we als sleutelsoorten, omdat ze informatie geven over het gebruik van het estuarium als migratieroute en paaigebied. Voor het zoet- en brakwatergebied zijn dat: fint, spiering, bot, paling en rivierprik. Mariene sleutelsoorten zijn haring, zeebaars, tong en ansjovis. De aanwezigheid van deze soorten toont aan dat het estuarium, en in het bijzonder de gereduceerde getijgebieden van het Sigmaplan, als kraamkamer of opgroeigebied wordt gebruikt. Een bijkomende evolutie is dat we in 2016 en 2017 opmerkelijk meer exoten, zoals de snoekbaars en de giebel, vingen dan in de voorbije jaren.
Het volledige rapport vind je hier. Het werd opgemaakt in opdracht van De Vlaamse Waterweg nv, het Agentschap voor Natuur en Bos en de Afdeling Maritieme Toegang.